Beste antwoord
Vlakke figuren hebben twee dimensies, namelijk lengte en breedte. Ze bestaan op een vlak en kunnen worden gedefinieerd door hun oppervlakte. Voorbeelden van vlakke figuren zijn vierkanten, driehoeken en cirkels. Deze figuren kunnen niet in een derde dimensie zoals hoogte worden gemanipuleerd zonder dat ze veranderen in driedimensionale objecten.